Enquete opzet

From Control Systems Technology Group
Jump to navigation Jump to search

Terug

4Onderzoek

Toelichting van de enquête

Wat niet direct blijkt uit de enquête, maar dat is zo bedoeld, is dat uit de enquête moet blijken of een persoon een angstige houding heeft ten opzichte van robots. De proefpersonen kunnen reageren op een mail advertentie die gaat over een onderzoek van robots. Hierbij vertellen we dus bewust niet dat het gaat over een angst meting. Wij ontvangen hen op de TU/e en geven hen vrijwel direct de enquête om in te vullen.

De enquête is aangepast voor onze doelgroep. Het is een duidelijke enquête met een wat groter lettertype. De formulering van zinnen en het woordgebruik is zeer algemeen en gemakkelijk. Er is geen voorkennis vereist voor dit onderzoek.

De eerste pagina is intentioneel leeg gelaten (zonder plaatjes, lappen tekst etc.), alleen de titel en de datum. We willen ze natuurlijk niet meteen in een bepaalde richting sturen. Het is vooral bij de eerste enquête belangrijk dat ze een 'open mind' hebben.

Vervolgens vragen we naar wat algemene feitjes, zoals leeftijd, geslacht en opleiding. Ook al denken we niet dat er een direct verband is tussen deze drie en angst, toch zouden we een graag een beeld bij degene willen krijgen die de enquête invult.

Op de derde pagina staat een introductie. We willen dat de proefpersoon voor het begin van het invullen weet wat hen te wachten staat. Ze weten sowieso van te voren al dat het een uur in totaal zal duren, maar nu weten ze meer over de opzet van het onderzoek. Ze beginnen nu namelijk aan deel 1. We hebben ook bewust niets vermeld over deel 2 en deel 3, alleen dat ze bestaan. We willen nogmaals niet dat ze zich een beeld gaan vormen tijdens het maken van de enquête. Ook staat er een kleine introductie over het onderwerp. Hier hebben we een tijdje op gezeten, want we wilden het zo algemeen mogelijk verwoorden. Wij zijn van mening dat de proefpersonen wel wat moeten weten, maar niet te veel. Ook was het moeilijk ze niet al in een bepaalde richting te sturen met wat wij schreven.

Dan beginnen de vragen. Deze vragen worden beantwoord door middel van een schaalbepaling. De schaal heeft vijf waardes, ook wel te vergelijken met hoeveel procent ze het eens zijn met de stelling: 1, 2, 3, 4 en 5 staan dan respectievelijk voor 0%, 25%, 50%, 75% en 100%. De vragen zijn uiteraard niet geheel random gesteld. Hier zit het volgende achter: In het bijgevoegde artikel bij de mail staat een zeer nuttig onderzoek die al eerder was uitgevoerd. Wij hebben als hypothese voor ons onderzoek dat angst voor robots meer beïnvloed wordt door real-life interactie met robots dan door videomateriaal van robots. Dit willen we dus hopelijk bevestigen door de twee enquêtes na afloop van het onderzoek te vergelijken. De stellingen zijn namelijk zo gemaakt dat we angst testen op vijf categorieën. Deze vijf categorieën zijn gebaseerd op de vijf categorieën die zij uit hun onderzoek verkregen:

  • Uiterlijk vertoon
  • Voorkennis van/interesse in robots
  • Normen en waarden
  • Taken die ze de robots toevertrouwen
  • Toekomst

De stellingen passen elk in een van de categorieën en alle categorieën zijn ongeveer even goed gerepresenteerd. Wel hebben we niet elke categorie stellingen onder elkaar gezet, we hebben uiteraard ze door elkaar gemixt. We gaan in ieder geval er vanuit dat er angst bestaat, en we stellen de komende hypotheses op wat we verwachten van de resultaten van de stellingen per categorie:

  • We verwachten dat proefpersonen, die AMIGO fysiek ontmoeten, een positievere invloed ondervinden op hun angst dan proefpersonen, die slechts een filmpje te zien krijgen.
  • We verwachten dat het verschil in angst bij de fysieke interactie groter is dan bij de visuele interactie, bij zowel mensen met en zonder voorkennis.
  • We verwachten dat proefpersonen, die AMIGO fysiek ontmoeten, meer normen en waarden toevertrouwen aan robots dan proefpersonen, die slechts een filmpje te zien krijgen.
  • We verwachten dat proefpersonen, die AMIGO fysiek ontmoeten, meer taken toe vertrouwen aan de robot dan proefpersonen, die slechts een filmpje te zien krijgen.
  • We verwachten dat proefpersonen, die AMIGO fysiek ontmoeten, de toekomst met robots positiever inzien dan de mensen die alleen een filmpje te zien krijgen.

De vragenlijst die dan komt, gaat over de bovengenoemde taken. Hierbij moeten ze weer graderen in welke mate ze willen dat robots taken in de zorg over nemen. Dit wordt weer met dezelfde schaal als hierboven gedaan. Ook deze taken kun je opdelen in categorieën, maar dat is niet voor het onderzoek van belang. We willen vooral weten in hoeverre ze überhaupt taken toevertrouwen aan robots. Desalniettemin gaan wij het toch meenemen in het onderzoek en onderscheiden we vier categorieën taken:

  • Sociale taak (vergezellen, spelletjes spelen etc.)
  • Fysieke taak (helpen met tillen, zitten etc.)
  • Ondersteunende taak (laten herinneren aan dingen, lichten uitmaken etc.)
  • Controlerende taak (meten van waardes, detecteren val etc.)

Elke taak is in een van deze categorieën te plaatsen. Misschien bestaat hier ook een patroon. Misschien vertrouwen mensen de robots minder een sociale taak toe, maar wel juist een controlerende taak. Wij hebben geen research gevonden die hier wat zinnigs over kan zeggen. Wat wij zo kunnen bedenken, is dat de ondersteunende taak zeer gewenst is, maar de sociale taak wat minder.

Dan zijn we aan het laatste onderdeel van de enquête gekomen. Dit onderdeel bevat drie open vragen. Deze vragen zijn puur en alleen maar voor het voltooien van het beeld van de proefpersoon. We willen de proefpersoon absoluut niet laten merken dat het een angst meting is, maar we willen wel graag conclusies kunnen trekken. Juist omdat ze in de afgelopen paar stellingen hebben kunnen nadenken over robottechnologie, maar nog niet weten wat ze te wachten staat tijdens ons onderzoek, willen we weten wat voor beeld er al was over robots en hoe ze er nu over nadenken. Deze open vragen gaan ons daarbij helpen. Ze zijn dus vooral voor ondersteuning en eventueel om nieuwe inzichten te verkrijgen waar we zelf niet op gekomen zijn. Open vragen zijn zo onvoorspelbaar dat hier geen concrete data uit te halen is. Het is puur afhankelijk van wat de proefpersoon opschrijft. Uiteindelijk gaat het om het verschil tussen de twee enquêtes.

De tweede enquête komt in grote strekking overeen met de eerste, alleen missen de open vragen (die zijn immers niet meer nodig). Ook is de eerste vragenlijst van de enquête anders, want we willen uiteraard weten wat ze van AMIGO vinden. Deze stellingen zijn zo gemaakt, dat beide groepen (de groep die filmpjes kijkt en de groep die met AMIGO interacteert) de enquête kan maken. De stellingen over AMIGO zijn uiteraard ook te plaatsen in een van de vijf categorieën.

Dit was de opzet van ons onderzoek en de enquête. We hopen dat hierbij het idee erachter duidelijk is.